Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Vau.] En [37]van de dochter Sions is [38]al haar sieraad weggegaan; haar vorsten [39]zijn als de herten, [die] [40]geen weide vinden, en [41]zij gaan krachteloos henen voor het aangezicht des vervolgers. 37. Dat is, van het volk van Jeruzalem. 38. Of, al hare heerlijkheid, inzonderheid de tempel en godsdienst, mitsgaders al die voortreffelijke gaven en weldaden, die zij van God meermalen zeer rijkelijk ontvangen hadden. 39. Dat is, zij hebben allen moed verloren, zij vluchten en lopen gelijk de herten voor de honden en jagers doen. 40. Dat is, zij lopen door het land ten enenmale verarmd, ja verhongerd zijnde. 41. Geen kracht noch middel hebbende, om enigen tegenstand te doen.